Dit artikel is geschreven door dierenarts Mariska Jansen van Homeopathische dierenartsenpraktijk Eygelshoven
In drie opeenvolgende artikelen wil ik je graag meenemen in het verhaal van de castratie / sterilisatie van de hond (de reu en de teef).
Er bestaan veel misverstanden over de effecten van een castratie / sterilisatie van een hond. Hieronder wil ik een en ander op een rijtje zetten, zodat je weloverwogen kunt beslissen of je je hond (reu of teef) wil laten castreren of niet. Om onduidelijkheid te voorkomen, wil ik hierbij melden dat ik geen voor- of tegenstander ben van castratie. Ik vind wel dat de overweging om hiertoe over te gaan zuiver moet zijn.
Mensen spreken meestal van het castreren van een reu en van het steriliseren van een teef. Bij beide wordt de operatie bedoeld waarbij (een deel van) de geslachtsorganen wordt/worden verwijderd. Officieel is de term “steriliseren” niet juist voor de operatie die hier bedoeld wordt. Bij het weghalen van (een deel van) de geslachtsorganen, is de correcte term “castratie”. Dus ook een teef wordt gecastreerd.
Bij een sterilisatie worden de eileiders of zaadleiders afgebonden, zodat er geen vruchtbaarheid meer is. De productie en werking van de geslachtshormonen blijven hierbij onveranderd.
Omdat het doel van de castratie van honden naast het onvruchtbaar maken haast altijd het opheffen van de invloed van de geslachtshormonen is, worden honden in de regel gecastreerd en niet gesteriliseerd.
Castratie geldt als een reguliere oplossing voor een aantal klachten van de reu.
Reuen worden
voornamelijk om de volgende redenen aangeboden ter castratie:
Agressie kent vele oorzaken. Alleen de door testosteron beïnvloede agressie kan verminderen na castratie, vooral als tegelijk professionele gedragsbegeleiding plaatsvindt. Andere vormen, zoals angst-agressie, kunnen zelfs verergeren na castratie.
Het rijden op voorwerpen of mensen en dieren kan verminderen na castratie, maar is vaak aangeleerd gedrag. Homeopathie en gedragsbegeleiding zullen hier beter werken.
Vroeger werd geadviseerd om een cryptorche (1 of 2 testikels bevinden zich nog in de buik) reu te castreren, omdat de binnenbal tumoreus zou kunnen ontaarden. In de praktijk blijkt de kans hierop niet zo groot en wordt cryptorchidie niet meer beschouwd als reden voor castratie. Bij een jonge cryptorche reu is door toepassing van homeopathie alsnog een indaling van de testikel(s) mogelijk, alhoewel dit niet gegarandeerd kan worden.
Het weglopen als er een loopse teef in de buurt is, zal in de meeste gevallen verminderen na castratie. Het weglopen door de aard van het dier of door een minder goede opvoeding kan beter aangepakt worden met gedragsbegeleiding, hoewel ook dit wel iets minder kan worden na castratie.
Onvruchtbaar maken wanneer er ook een niet-gecastreerde teef in huis is; uiteraard kan de reu vanaf 6 tot 8 weken na castratie niet meer voor nageslacht zorgen. Sommige reuen blijven ondanks castratie toch janken en zich opdringerig gedragen als de teef loops is. Dit gedrag is goed met homeopathie te behandelen.
Castratie kan helpen bij in huis plassen, met name als er meerdere niet-gecastreerde reuen in huis zijn. Met homeopathie en/of gedragsbegeleiding kan dit probleem vaak ook opgelost worden.
Castratie zorgt er vrijwel altijd voor dat de prostaat kleiner wordt. Dit effect kan echter ook bereikt worden met homeopathie, of (tijdelijk) met hormooninjecties of een implantaat (zie deel 3 bij “chemische castratie van de reu”).
Castratie lost dit probleem iets op, maar het effect van castratie valt vaak tegen. Regulier zijn er middelen om de voorhuid te reinigen. Deze hebben een tijdelijk effect. Allergie voor deze middelen treedt regelmatig op.
Castratie helpt soms, net als gedragsbegeleiding, homeopathie of Bach bloesemremedy.
Als deze tumoren nog niet zijn uitgezaaid, is castratie aangewezen!
Bedenk dat elke operatie een aanslag is op lichaam en geest, stress met zich meebrengt en dat er altijd een probleem kan optreden met de narcose of in de vorm van nabloedingen. Zeer jonge dieren, zeer oude dieren, zieke dieren en dieren van bepaalde rassen zijn gevoeliger voor complicaties dan gezonde, jong volwassen dieren.
Houd er bij de beslissing om je hond wel of niet te laten castreren rekening mee dat een castratieonomkeerbaar is. Als besloten wordt tot een castratie, is het goed om te weten dat er voor teven verschillende technieken zijn met ieder hun eigen voor- en nadelen.
Een castratie van een reu is op zich geen risicovolle operatie.
In het algemeen wordt in Nederland bij een castratie gewerkt met gasanaesthesie; een veilige methode waarbij de diepte van de narcose snel kan worden aangepast.
Mijn advies is om in elk geval niet te castreren voor de leeftijd van anderhalf jaar. Zie ook deel 3. Ik adviseer alleen een castratie als daar een duidelijke noodzaak voor is.
In tegenstelling tot bij de teef, is er bij de reu geen cyclus waarmee rekening gehouden moet worden bij de planning van de castratie. Denk er wel aan dat een reu nog tot 8 weken na castratie vruchtbaar kan zijn.
Chemische castratie is met name zinvol bij goedaardige prostaatvergroting en om te testen of het gedrag verandert na het wegnemen van de testosteroninvloed voordat men besluit tot operatieve castratie. Chemische castratie kan plaatsvinden met een injectie of een implantaat. Het mag alleen toegepast worden bij geslachtsrijpe honden. Een injectie werkt een aantal weken, een implantaat een aantal maanden tot twee jaar. Voordeel boven operatieve castratie is dat de reactie omkeerbaar is. Nadeel van de injectie is dat er acromegalie of diabetes kan ontstaan. Nadeel van het implantaat is dat sommige reuen in het begin drukker kunnen zijn en juist meer reuengedrag kunen laten zien. Ook kan er een tijdelijke zwelling optreden op de implantatieplaats. Er is niet onderzocht wat het effect is op het gedrag, met uitzondering van het effect op de libido. Verder staan er nog geen bijwerkingen vermeld op de bijsluiter.
Dit is deel 2 van een serie van drie artikelen over castratie / sterilisatie van de hond (de reu en de teef). Ik herhaal eerst even het stukje over de terminologie van castratie en sterilisatie. Daarna vertel ik in dit deel over de redenen en alternatieven voor castratie van de teef, over het operatierisico en over mogelijke complicaties kort na de operatie.
Mensen spreken meestal van het castreren van een reu en van het steriliseren van een teef. Bij beide wordt de operatie bedoeld waarbij (een deel van) de geslachtsorganen wordt/worden verwijderd. Officieel is de term “steriliseren” niet juist voor de operatie die hier bedoeld wordt. Bij het weghalen van (een deel van) de geslachtsorganen, is de correcte term “castratie”. Dus ook een teef wordt gecastreerd.
Bij een sterilisatie worden de eileiders (foto rechts) of zaadleiders afgebonden, zodat er geen vruchtbaarheid meer is. De productie en werking van de geslachtshormonen blijven hierbij onveranderd.
Omdat het doel van de castratie van honden naast het onvruchtbaar maken haast altijd het opheffen van de invloed van de geslachtshormonen is, worden honden in de regel gecastreerd en niet gesteriliseerd.
Castratie geldt als een reguliere oplossing voor een aantal klachten van de teef.
Teven worden voornamelijk om de volgende redenen aangeboden ter castratie:
Onvruchtbaar maken / loopsheid wordt als te lastig ervaren; door castratie wordt de teef onvruchtbaar en is er geen loopsheid meer.
Wetenschappelijk is aangetoond dat castratie van een teef voordat ze 2,5 jaar is, de kans op ontwikkeling van goedaardige en kwaadaardige melkkliertumoren op latere leeftijd aanzienlijk verlaagt. Bij castratie op latere leeftijd wordt wel de kans op goedaardige melkkliertumoren verkleind, maar niet meer die op kwaadaardige melkkliertumoren. *
Baarmoederontsteking treedt meestal op aansluitend aan de loopsheid of bij toepassing van de prikpil of de “poezenpil”. Castratie waarbij de baarmoeder en de eierstokken worden verwijderd, zorgt er uiteraard voor dat er geen baarmoederontsteking kan optreden. Ook als de baarmoeder niet wordt verwijderd, is de kans op baarmoederontsteking na castratie zeer klein, omdat er geen invloed meer is van vrouwelijke hormonen.
Het aanwezig zijn van een zeer ernstige baarmoederontsteking; hierbij is castratie de enige mogelijkheid om de hond in leven te houden. Het operatierisico is in deze situatie groot.
Sommige honden zijn zeer knorrig en moeilijk benaderbaar rond de loopsheid. Dit gedrag kan vaak met eenhomeopathisch middel gedempt worden, maar het lukt niet altijd. Na castratie is dit gedrag verdwenen.
Onregelmatige loopsheid, te lange duur van de loopsheid, of veel bloedverlies tijdens de loopsheid is meestal homeopathisch op te lossen.
Pas hierbij op met castratie, want het risico is aanwezig dat de hond na de castratie agressiever wordt, vooral wanneer zij een aantal broertjes had. Sommige teven worden wel vrolijker na castratie. Als alternatief kan gewerkt worden met gedragsbegeleiding en/of homeopathie.
Door insuline (afgescheiden door de alvleesklier) wordt het suiker uit het bloed opgenomen. Bij een relatief tekort aan insuline kan het suikergehalte in het bloed te hoog worden en spreken we van suikerziekte. Bij niet-gecastreerde teven ziet men vaker suikerziekte dan bij gecastreerde teven. Dit komt omdat het vrouwelijke hormoon oestrogeen de insulineproductie afremt. In mijn praktijk heb ik de ervaring dat ook het voeren van brokken meer kans op suikerziekte lijkt te geven dan het voeren van vers vlees. Oorzaak zou dan kunnen zijn dat de suikers/koolhydraten in de brokken zorgen voor een onnatuurlijk grote insuline-afgifte, waardoor de alvleesklier overbelast raakt en daardoor kwetsbaarder wordt. Om de kans op suikerziekte te verkleinen, moet daarom ook naar de voeding worden gekeken. Castratie verkleint de kans op suikerziekte bij de teef.
Castratie helpt vaak wel wat.
Castratie helpt, reguliere en homeopathische middelen ook. Als een enkele keer schijndracht voorkomt, is het de vraag of hier iets aan gedaan moet worden. Meestal gaat dit vanzelf over. Soms is de hond erg depressief en kan dit verholpen worden met homeopathie of hormoontabletten. Als de teef elke keer zo’n 2 maanden na de loopsheid schijndracht ontwikkelt en elke keer wordt dit erger, dan kan dit een goede reden zijn om tot castratie over te gaan.
Bedenk dat elke operatie een aanslag is op lichaam en geest, stress met zich meebrengt en dat er altijd een probleem kan optreden met de narcose of in de vorm van nabloedingen. Zeer jonge dieren, zeer oude dieren, zieke dieren en dieren van bepaalde rassen zijn gevoeliger voor complicaties dan gezonde, jong volwassen dieren.
Houd er bij de beslissing om je hond wel of niet te laten castreren rekening mee dat een castratieonomkeerbaar is. Als besloten wordt tot een castratie, is het goed om te weten dat er voor teven verschillende technieken zijn met ieder hun eigen voor- en nadelen.
In het algemeen wordt in Nederland bij een castratie gewerkt met gasanaesthesie; een veilige methode waarbij de diepte van de narcose snel kan worden aangepast.
Het beste tijdstip om een teef te laten castreren is 3 maanden na de loopsheid.
Bij niet gecastreerde teven is de kans op melkkliertumoren 25%. Deze tumoren kunnen goedaardig of kwaadaardig zijn. Bij teven die voor de eerste loopsheid zijn gecastreerd, is deze kans 0,5%. Bij castratie na de eerste loopsheid is de kans 8%. Ander onderzoek wijst uit dat de kans niet zoveel verschilt bij castratie voor of na de eerste loopsheid, als het maar voor de tweede loopsheid is. Spaniels, Poedels, Teckels en Duitse Herders hebben de meeste kans op ontwikkeling van melkkliertumoren. Overgewicht is een extra risico op het ontstaan van deze tumoren.
Bij de teef kan de loopsheid worden voorkomen door haar de prikpil te geven, of de “poezenpil”. Nadelen van beide is een aanzienlijke vergroting van de kans op suikerziekte, op baarmoederontsteking en op melkkliertumoren. Het effect op de loopsheid is niet altijd 100%. Er kan kaalheid en/of haarverkleuring optreden op de injectieplaats van de prikpil. Na het stoopen met de prikpil treedt vaak geen of geen normale loopsheid op; er is daarna ook meer kans op een baarmoederontsteking.
Dit is deel 3 van een serie van drie artikelen over castratie / sterilisatie van de hond (de reu en de teef). Ik vertel in dit deel over de mogelijke negatieve gevolgen van castratie op de langere termijn. Verder trek ik in dit derde deel een conclusie over castratie en noem ik de bronnen voor deze drie artikelen.
Verschillende “aandoeningen” die als reden voor castratie genoemt worden én verschillende aandoeningen die door de castratie veroorzaakt worden, kunnen met reguliere therapie, met homeopathie en/of met gedragstherapie verholpen worden.
Naast mijn eigen praktijkervaring heb ik voor de drie artikelen onder meer gebruik gemaakt van de volgende bronnen: